De fluistering van de lagune
Een romantisch fantasy-verhaal over de liefde tussen Merhorse en een Bakru
Hoofdstuk 1: De Roep van het Water
De maan stond hoog aan de hemel en wierp een zilveren gloed over de donkere wateren van de lagune. Het water was stil, bijna alsof het ademloos wachtte op iets dat komen zou. In de diepte, verscholen tussen het koraal en de zeegrasvelden, lag Aenya, een prachtige Merhorse met schubben die fonkelden als sterrenstof. Haar lange manen bewogen als golvende linten door het water terwijl haar ogen zich richtten op de oppervlakte.

Ze voelde het weer. De roep van het onbekende.
Elke nacht kwam het terug, een onzichtbare kracht die haar naar de rand van haar wereld trok. De lagune was haar thuis, maar ook haar kooi. Haar kudde waarschuwde haar altijd: “De wereld boven is niet voor ons, Aenya. Daar heerst chaos en bedrog.” Maar diep vanbinnen geloofde ze dat er méér moest zijn.
Vanavond, meer dan ooit, voelde ze een drang om naar boven te zwemmen.
En dus duwde ze zich af van de bodem, haar vinnen sloegen krachtig door het water terwijl ze omhoog steeg. Bellen dansten om haar heen als sterren in de nacht. Ze brak door het wateroppervlak en liet de nachtelijke lucht haar huid strelen. De jungle om haar heen was donker en mysterieus, gevuld met gefluister van bladeren en geluiden van verborgen wezens.
Maar één geluid stak erbovenuit.
Een zachte lach.
Aenya spitste haar oren. Het geluid kwam van de rand van de lagune. Voorzichtig zwom ze dichterbij, tot haar ogen een gestalte zagen zitten op een dikke wortel die boven het water uitstak.
Een jongen.
Nee… geen mens.
Zijn huid was donker als het hout van de oeroude bomen, zijn haar wild en bezaaid met kleine glinsterende steentjes. Zijn ogen fonkelden speels, als twee stukken barnsteen die het maanlicht gevangen hielden. Zijn voeten raakten nauwelijks de grond, alsof hij zweefde tussen de wereld van de geesten en die van de levenden.
Een Bakru.
Het bosfluisterwezen. Het kind van de jungle.

Aenya had verhalen gehoord over zijn soort – sluwe, speelse wezens die nachtmerries brachten of geluk brachten, afhankelijk van hun stemming. Ze wist niet wat hij van plan was, maar één ding was zeker: ze moest voorzichtig zijn.
Toch kon ze zich niet losmaken van zijn blik.
De Bakru keek haar aan met een nieuwsgierige glimlach. Hij draaide nonchalant een blad tussen zijn vingers en liet het vervolgens op het water dwarrelen.
“Je staart,” zei hij met een schalkse grijns. Zijn stem klonk als ritselende bladeren en de fluistering van de wind.
Aenya knipperde met haar ogen. “Wie ben jij?”
“Ik?” Hij sprong behendig van de wortel en landde geruisloos op de zachte aarde. “Ze noemen me Zyren. En jij… bent een wezen dat hier niet hoort.”
Aenya trok haar kop iets naar achteren. “Dit is mijn thuis.”
Zyren schudde langzaam zijn hoofd. “Nee. Jij hoort niet alleen hier. Jij verlangt naar meer.”
Zijn woorden raakten iets diep in haar ziel, alsof hij een verborgen waarheid uitsprak die ze zelf amper durfde toe te geven. Ze wist niet of ze hem kon vertrouwen. Bakru’s stonden bekend om hun listigheid.
“Waarom ben jij hier?” vroeg ze, haar stem een tikje wantrouwend.
Zyren haalde zijn schouders op en keek speels naar de maan. “De nacht riep me. Misschien riep hij jou ook?”
Aenya voelde een rilling over haar rug lopen. Hij wist het. Hij voelde hetzelfde.
Voor een moment viel er een stilte tussen hen, gevuld met het kabbelen van het water en het gefluister van de bladeren.
“Kom met me mee,” zei Zyren plotseling, zijn stem zacht en verleidelijk. “Er is zoveel meer buiten deze lagune. De jungle is vol wonderen. Ik kan je dingen laten zien die je nog nooit hebt gezien.”
Aenya hapte naar adem. Ze wist dat ze had moeten weigeren. Dat ze had moeten wegzwemmen en zijn woorden had moeten vergeten.
Maar diep vanbinnen, in het deel van haar hart dat altijd naar het onbekende verlangde… wilde ze niets liever.