
Tropische nachten, koude voeten
Tropische nachten, koude voeten
De stille schrijver en zijn reizen langs de rand van warmte en kou
Een fijnproever van cultuur
Hij was een fijnproever, niet alleen van eten en drinken, maar van cultuur. Hij at gerechten die anderen niet durfden te proeven, dronk uit kalebassen, uit glazen zonder bodem, proefde kruiden die op de tong brandden en in het hart bleven hangen. Hij sprak de talen van marktvrouwen en stamhoofden, leerde liederen die nooit werden opgeschreven, dansen die alleen bij volle maan werden uitgevoerd.
Met de wind en het water stoeiend
Zijn dagen vloeiden als de rivieren waar hij aan verbleef. Met de wind en het water stoeiend door het leven. Hij liet zich drijven, zonder plan, zonder richting. De zeeën, de rivieren, de moerassen – hij bewoog zich erin als een vis in het water, maar altijd met een blik over de schouder, alsof hij iets of iemand ontweek.
Anekdotes en fantasie
Overal waar hij kwam, verzamelde hij verhalen. Anekdotes die hij ter plekke verzon, mengend met wat hij hoorde en zag. Hij was een verteller van fantasieverhalen, een wever van woorden. Mensen hingen aan zijn lippen, kinderen volgden hem door stoffige straten, oude mannen knikten instemmend terwijl ze geen woord begrepen van wat hij zei.
De kou in de tropen
Zelfs in de tropennacht sliep hij onder dikke dekens. De anderen lachten, maar hij lachte terug – zachtjes, met mededogen. Want wie de kou niet kent die van binnen komt, begrijpt de sjaal in de hitte niet. Hij lachte de mensen uit die het niet vatten, niet om hen te kleineren, maar om hen te beschermen tegen hun eigen onwetendheid.
Niet geboren om te onderwijzen
Hij kon nooit een onderwijzer zijn. Niet omdat hij het niet kon uitleggen – integendeel – maar omdat hij het niet wilde herhalen. Hij legde iets één keer uit. Wie luisterde, begreep. Wie niet luisterde, bleef achter. Dat was de wet van zijn wereld.